Fabricageprocédé

Het fabricageprocédé van glas bestaat hoofdzakelijk uit drie fases:

  1. De aanmaak van het eigenlijke glas, uitgaande van drie natuurlijke en overvloedige basisgrondstoffen op Aarde : oxides van silicium, natrium en calcium. Het smelten gebeurt bij ongeveer 1500°C en het zuiveren bij ongeveer 1400°C. Bij het zuiveren worden de gassen die zich later als luchtbellen zouden manifesteren, uit het glas verdreven.
  2. De bewerking, d.w.z. de vormgeving van de glasproducten, vaak voorafgegaan door een conditioneringsproces, waarbij het glas in een bewerkbare toestand wordt gebracht.
  3. Het harden dient om de inwendige spanning te verminderen zodat het glas bruikbaar wordt.

De belangrijkste grondstoffen waaraan men tot 80 %, naargelang de toepassingen, gerecycleerd glasafval (glasscherven) toevoegt, worden in drie categorieën opgedeeld:

  1. De glasvormende oxides zijn de basiselementen die het glas zijn glasachtige structuur geven. Silicium, onder de vorm van zand, wordt het meest gebruikt.
  2. De toeslagstoffen zorgen ervoor dat de glasvormende oxides bij aanvaardbare temperaturen kunnen worden gesmolten. Onder de smeltmiddelen die de overgang van silicium naar een glasachtige toestand in de hand werken, behoren de alkaliën die hoofdzakelijk in de vorm van natrium- of kaliumcarbonaat worden toegepast.
  3. De stabiliserende elementen moeten zorgen voor een beperktere kwaliteitsvermindering in de tijd, door atmosferische invloeden. Zij bestaan overwegend uit kalk, magnesium en aluminiumoxide.

Aan deze grondstoffen worden namelijk toegevoegd:

  1. De zuiveringsmiddelen vergemakkelijken de afvoer van de gassen afkomstig van de scheikundige reacties. Door via opwarming een betrekkelijk grote hoeveelheid gassen te doen vrij komen, waardoor de luchtbellen naar het oppervlak worden gedreven, wat het homogeniseren van het glas in de hand werkt. Hiervoor wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van natriumsulfaat en natrium- en kaliumnitraat.
  2. De kleurmiddelen brengen de nodige elementen aan om het glas te kleuren : zwavel, oxides van mangaan, ijzer, nikkel, kobalt, chroom, koper… Voor de fabricage van helder glas moeten zij worden verwijderd of moet de kleur die zij voortbrengen worden gecompenseerd. Het gebruik van bepaalde zandsoorten voor de fabricage van helder glas wordt bijvoorbeeld beperkt door het ijzergehalte, daar dit de eindproducten groenachtig kleurt.
  3. De troebelingsmiddelen worden gebruikt wanneer glas niet doorzichtig hoeft te zijn : hoofdzakelijk fluor en fosfaten.